Indien aan de nodige deontologische regels is voldaan, kan een arts een getuigschrift van ongeschiktheid verstrekken na afloop van een raadpleging op afstand. Dat stelt de Nationale Raad van de Orde der Artsen in een nieuw advies.

Kan een arts een getuigschrift van ongeschiktheid afleveren na afloop van een raadpleging op afstand? Over die vraag boog de Nationale Raad van de Orde der Artsen zich in de zitting van september. “Voor het opstellen van een getuigschrift van ongeschiktheid gelden dezelfde deontologische regels, ongeacht of het opstellen gebeurt na afloop van een raadpleging op afstand of na een fysieke raadpleging”, stelt de Nationale Raad als beginstatement van het advies. De medische deontologie bepaalt dat de arts die een medisch feit beschrijft of vaststelt, waarheidsgetrouw, objectief en voorzichtig te werk moet gaan.

Omdat bij een raadpleging op afstand (via telefoon of video) meestal geen geavanceerde technologische middelen worden gebruikt, kan een getuigschrift van ongeschiktheid volgens de Nationale Raad slechts worden verstrekt na afloop van een raadpleging op afstand indien een fysiek onderzoek niet vereist is en indien de anamnese of de gegevens in het patiëntendossier voldoende objectieve gegevens bevatten om te beoordelen dat de patiënt niet geschikt is om bepaalde activiteiten te verrichten.

De Nationale Raad voegt er wel meteen een duidelijke beperking aan toe. “Deze situaties zijn uitzonderlijk en, behalve in bijzonder omstandigheden, zijn een goede kennis van de medische situatie van de patiënt en toegang tot zijn gezondheidsgegevens vereist. Beroepsverenigingen dienen per specialisme richtlijnen uit te werken in verband met het inzetten van raadplegingen op afstand en de opportuniteit om geneesmiddelen voor te schrijven en medische documenten te verstrekken. Bij de minste twijfel moet een arts zijn patiënt een fysieke raadpleging voorstellen alvorens een attest van ongeschiktheid te verstrekken.”